kids at home kop

Goed nieuws wat betreft het WAS en het Warenwetbesluit kinderbedden- en boxen

Besluit van 11 september 2024, houdende de wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023 en het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen in verband met uitzonderingen voor gastouderopvang

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Medische Zorg van 28 juni 2024, kenmerk 3873465-1068250-WJZ;

Gelet op de artikelen 1, vierde lid, 8, eerste lid, onderdeel f, en 14 van de Warenwet;

 

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 juli 2024, no. W13.24.00160/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 september 2024, kenmerk 3963247-1068250-WJZ);

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 3 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b vervalt «en».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d.speeltoestellen die geplaatst zijn bij en gebruikt worden voor gastouderopvang, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.

ARTIKEL II

Het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel d, komt te luiden:

d.

kindercentrum: kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.

B

In artikel 2, derde lid, wordt «in het kader van kinderopvang» telkens vervangen door «in een kindercentrum».

C

In artikel 3, tweede lid, wordt «gebezigd in het kader van kinderopvang» vervangen door «gebruikt in een kindercentrum».

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 september 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,V.P.G. Karremans

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.N.J. Nobel

Uitgegeven de achttiende oktober 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid,D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Dit besluit strekt er toe het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (hierna: WAS 2023) en het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen te wijzigen in verband met uitzonderingen voor gastouderopvang. De wijziging van het WAS 2023 betreft het uitzonderen van speeltoestellen die geplaatst zijn bij en gebruikt worden voor gastouderopvang, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang. Tevens wordt het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen gewijzigd. Het betreft het wijzigen van het begrip «kinderopvang» in «kindercentrum».

2. Speeltoestellen

2.1 WAS 2023

Het WAS 2023 stelt veiligheidseisen aan attractie- en speeltoestellen waardoor de risico’s bij het redelijkerwijs te verwachten gebruik door het publiek zoveel mogelijk worden beperkt. Dit houdt onder meer in dat kinderen zo veilig mogelijk kunnen spelen. Het WAS 2023 valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) houdt toezicht op de naleving van de regels. Het WAS 2023 is van toepassing op speeltoestellen die beschikbaar zijn gesteld voor publiek gebruik.

2.2 Uitspraak rechtbank Rotterdam

In 2021 heeft de NVWA naar aanleiding van een melding over een ongeval met een speeltoestel een inspectie uitgevoerd bij een gastouder. De NVWA constateerde dat de speeltoestellen bij de gastouder niet voldeden aan het destijds geldende WAS en heeft de toestellen buiten gebruik gesteld en een boete opgelegd. De gastouder heeft tegen deze besluiten beroep aangetekend. Op 12 mei 2023 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat het WAS van toepassing is op speeltoestellen in de tuin van een gastouder, aangezien de speeltoestellen tijdens gastouderopvang beschikbaar worden gesteld voor publiek gebruik.1

De gastouderbranche en sommige GGD’en gingen ervan uit dat het WAS niet van toepassing was op speeltoestellen bij gastouderopvang. De GGD is door de gemeente belast met het toezicht op de naleving van de Wet kinderopvang (hierna: Wko). Tijdens inspecties van de GGD wordt nagegaan of gastouderopvang voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko.

2.3 Onduidelijkheid over toepassing WAS 2023 in de gastouderopvang

Naar aanleiding van de rechterlijke uitspraak is er binnen de gastouderbranche en bij de GGD’en onrust ontstaan over de vereisten waaraan speeltoestellen bij gastouderopvang moeten voldoen. Gastouderopvang vindt plaats in een particuliere woning, dat wil zeggen in de woning van de gastouder of in de woning van de vraagouder. De speeltoestellen in de woning of in de tuin van de gastouder of de vraagouder kunnen buiten de gastouderopvang ook gebruikt worden door de particuliere huishouding. In de praktijk zou dit betekenen dat speeltoestellen die niet voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van het WAS 2023 (zoals een reguliere schommel uit een speelgoedwinkel), wel bespeelbaar zijn voor kinderen en vriendjes tijdens de uren dat er geen gastouderopvang is, maar onbespeelbaar tijdens de uren dat er gastouderopvang is. Vanwege het lastige onderscheid in de praktijk tussen publiek en privaat gebruik van speeltoestellen bij gastouderopvang heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met de toenmalige Minister voor Medische Zorg verkend of het wenselijk is dat speeltoestellen die gebruikt worden in de gastouderopvang worden uitgezonderd van de reikwijdte van het WAS 2023.

2.4 Waarborgen van de veiligheid van speeltoestellen in de gastouderopvang

Het doel van het WAS 2023 is het waarborgen van de veiligheid van speeltoestellen. Dit is vanzelfsprekend ook van belang voor kinderen in de gastouderopvang. Naast het WAS 2023 bestaan er echter andere instrumenten om de veiligheid van de gastouderopvang te waarborgen. Vanuit de Wko en onderliggende regelgeving inventariseert de houder van het gastouderbureau jaarlijks in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes de veiligheid- en gezondheidsrisico’s die de opvang van kinderen met zich brengt. Dit gebeurt samen met de gastouder. Deze inventarisatie bevat in ieder geval de beschrijving van de risico’s op het terrein van de veiligheid van kinderen ten aanzien van valongevallen, verwondingen, beknelling en botsen. Daarnaast moeten de houder van het gastouderbureau en de gastouder in een plan van aanpak aangeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn of worden genomen in verband met de veiligheid- en gezondheidsrisico’s die zijn geïnventariseerd. Het gastouderbureau heeft een begeleidende en controlerende rol bij het opstellen en actueel houden van de risico-inventarisatie en moet de opvanglocatie minimaal twee keer per jaar bezoeken. De GGD houdt (in opdracht van de gemeente) toezicht op de veiligheid van de opvang en inspecteert periodiek alle gastouders en gastouderbureaus.2 Indien de GGD constateert dat de opvangvoorziening bijvoorbeeld onvoldoende veilig of passend ingericht is, kan de gemeente handhavend optreden.

2.5 Uitzondering gastouderopvang van het WAS 2023

Gelet op de hierboven genoemde maatregelen heeft de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geoordeeld dat de veiligheid van speeltoestellen in de gastouderopvang voldoende is gewaarborgd. Om deze reden en vanwege het lastige onderscheid in de praktijk tussen publiek en privaat gebruik van speeltoestellen bij gastouderopvang, hebben de toenmalige Minister voor Medische Zorg en de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten tot aanpassing van het WAS 2023, waarmee de speeltoestellen in de gastouderopvang zullen worden uitgezonderd.De algemene productveiligheidseisen blijven wel van toepassing op de speeltoestellen bij gastouders. Dit betreft de eisen die worden gesteld aan producten voor de consument. Voor dagopvang en buitenschoolse opvang geldt de dunne scheidslijn tussen publiek en privaat gebruik van de buitenspeelruimte en speeltoestellen niet. Gastouderopvang verschilt in die zin van kinderopvang in een kindercentrum, dat de opvang bij gastouderopvang wordt verzorgd in de eigen woning en dus in de privésfeer. De dagopvang en buitenschoolse opvang worden dan ook niet uitgezonderd van het WAS 2023.

3. Kinderbedden- en boxen

3.1 Nadere eisen voor kinderbedden en -boxen in de kinderopvang

In 2007 is het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen gewijzigd en zijn op advies van de Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: VWA, voorloper van de NVWA) aanvullende regels gekomen voor het gebruik van kinderbedden en -boxen in de kinderopvang. Deze regels zijn uitgewerkt in de Warenwetregeling nadere eisen kinderbedden en -boxen kinderopvang. De VWA constateerde namelijk in een onderzoek over bedden en boxen in kinderdagverblijven3 dat het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen en de Europese normen onvoldoende aandacht besteedden aan de bedden en boxen zoals ze gebruikt werden in de kinderopvang en heeft om die reden geadviseerd om het besluit op dit punt te herzien. Zo bleek dat sommige kinderbedden en -boxen in kinderdagverblijven niet voldeden omdat ze speciaal ontworpen waren voor kinderdagverblijven met specifieke eigenschappen (bijvoorbeeld op maat gemaakte stapelbedden en hoge boxen). Dit kon bij kinderbedden- en boxen in de kinderopvang leiden tot onaanvaardbare veiligheidsrisico’s met (verstikkings)ongevallen als mogelijk gevolg.

3.2 Nadere eisen niet passend voor gastouderopvang

De nadere regels gesteld in de Warenwetregeling nadere eisen kinderbedden en -boxen kinderopvang zijn momenteel van toepassing op kindercentra en gastouderopvang. In de praktijk is dit onwenselijk gebleken voor gastouderopvang. De constructies waarvoor de nadere eisen gelden zijn niet gebruikelijk bij de gastouderopvang. Zo is in de gastouderopvang de setting kleiner en is het gebruik doorgaans minder intensief. In de praktijk wordt er in de gastouderopvang gebruik gemaakt van bedden en boxen die bedoeld zijn voor particulier gebruik in plaats van de stapelbedden en hoge boxen die speciaal zijn ontworpen voor gebruik in kindercentra. Als gastouderopvang zou moeten voldoen aan de nadere eisen dan zou dit betekenen dat kinderen tijdens opvangtijd niet in hun eigen bedje zouden mogen slapen of dat in de particuliere woning bedjes moeten worden geplaatst die speciaal zijn ontworpen voor een kinderdagverblijf.

3.3 Uitzondering gastouderopvang van Warenwetregeling nadere eisen kinderbedden en -boxen kinderopvang

Gelet op deze ongewenste gevolgen hebben de toenmalige Minister voor Medische Zorg en de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten dat de nadere eisen aan kinderbedden en -boxen niet van toepassing zijn op de gastouderopvang. Hiervoor wordt het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen aangepast door het begrip «kinderopvang» te wijzigen in «kindercentrum».

De algemene veiligheidseisen van het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen en het toezicht daarop door de NVWA blijven wel van toepassing. Ook toezicht en handhaving op de veiligheid van de gastouderopvang door respectievelijk de GGD en de gemeente blijven van kracht (zie paragraaf 2.4).

4. Consultatie

Het wijzigingsbesluit heeft opengestaan voor internetconsultatie van 18 maart tot en met 15 april 2024. Er zijn 860 reacties binnengekomen op deze internetconsultatie, waarvan 66 blanco reacties. Van alle reacties zijn er 169 niet openbaar. De ontvangen reacties zijn onder andere afkomstig van (brancheorganisaties van) gastouders, ouders, en keuringsinstellingen van speeltoestellen. Hieronder wordt ingegaan op meerdere keren gemaakte opmerkingen in de internetconsultatie. De reacties op de internetconsultatie hebben niet geleid tot een aanpassing van het wijzigingsbesluit.

4.1 Algemeen

Verreweg de meeste respondenten (780) zijn positief over het wijzigingsbesluit. De veiligheid in de gastouderopvang wordt volgens hen voldoende gewaarborgd door de gastouders, door het toezicht van de GGD en door bezoeken van het gastouderbureau. Men is blij met de wijziging, vooral omdat speeltoestellen niet hoeven te voldoen aan het WAS 2023 en hierdoor geen extra kosten hoeven te worden gemaakt. Tevens vindt men de huidige eisen niet geschikt voor de huiselijke setting van de gastouderopvang. Ook vinden de respondenten het lastig uitlegbaar aan kinderen en ouders dat zij geen gebruik mogen maken van reguliere speeltoestellen of bedjes in hun eigen huis of tuin.

4.2 Eerdere inwerkingtreding

Veel respondenten zouden graag zien dat de inwerkingtreding eerder is dan 1 januari 2025. Veel gastouders geven aan dat zij kinderen op dit moment geen gebruik laten maken van de speeltoestellen. De regering streeft ernaar de regeling zo snel mogelijk in werking te laten treden. Gezien de vaste stappen die eerst nog doorlopen dienen te worden (zoals advisering door de Raad van State) is inwerkingtreding eerder dan 1 januari 2025 niet realistisch.

4.3 Uitzondering uitbreiden

Enkele respondenten zouden de uitzondering graag willen verbreden naar kleine kindercentra of zelfs de gehele kinderopvang. Zoals beschreven in paragraaf 2.5 verschilt gastouderopvang van kinderopvang in een kindercentrum, omdat de opvang bij gastouderopvang wordt verzorgd in de eigen woning en dus in de privésfeer. Voor dagopvang en buitenschoolse opvang geldt de dunne scheidslijn tussen publiek en privaat gebruik niet. Om die reden worden kindercentra niet uitgezonderd van het WAS 2023 en het Warenwetbesluit kinderbedden- en boxen. Overigens verschillen ook de kwaliteitseisen in de Wko per opvangsoort. Hiermee wordt aangesloten bij de kenmerkende verschillen tussen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.

5. Gevolgen voor regeldruk

De wijziging van het WAS 2023 en het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen sluit aan bij de praktijk van toezicht op de gastouderopvang voor wat betreft speeltoestellen en kinderbedden en -boxen. Door de wijziging hoeven voor gastouderopvang geen speeltoestellen of kinderbedden en -boxen aangeschaft te worden die moeten voldoen aan de eisen van het WAS 2023 en de Warenwetregeling nadere eisen kinderbedden en -boxen kinderopvang.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het materieel geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

Het ontwerp van dit besluit is in verband met de eventuele gevolgen voor de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid voorgelegd aan GGD GHOR Nederland, de VNG, de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) en de NVWA.

De organisaties zijn gevraagd in te gaan op de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, financiële gevolgen voor toezicht en handhaving en de regeldruk van het voorstel voor toezicht en handhaving. Ook zijn de organisaties gevraagd of 1 januari 2025 haalbaar is als inwerkingtredingsdatum voor het wetsvoorstel. In dit hoofdstuk worden de uitvoeringstoetsen besproken. De uitvoeringstoetsen hebben geleid tot enkele verduidelijkingen in de toelichting.

6.1 NVWA

Het besluit is volgens NVWA uitvoerbaar en handhaafbaar. Inwerkingtreding per 1 januari 2025 is haalbaar. Wel benadrukt NVWA dat het van belang is dat gastouders en gastouderbureaus (het gebruik van) speeltoestellen meenemen in de risico-inventarisatie die zij op grond van de Wko verplicht maken. De regering bevestigt dit, zoals beschreven in paragraaf 2.4.

6.2 Inspectie van het Onderwijs

De voorgenomen wijziging heeft geen direct effect heeft op de taakuitvoering van de inspectie. De inspectie merkt op dat het risico op aansprakelijkheid voor het gebruiken van speeltoestellen en kinderbedden- en boxen tot inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit, voldoende duidelijk moet zijn voor de gastouderbranche. De regering onderschrijft dit. Het is belangrijk dat gastouders en gastouderbureaus zich hiervan vergewissen en hier rekening mee houden.

6.3 VNG

De VNG vindt het positief dat er meer duidelijkheid komt over de toepassing van het Warenwetbesluit attractie-en speeltoestellen 2023 en het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen in de gastouderopvang. De bestaande onduidelijkheid had ook invloed op het toezicht op deze eisen en dat is voor de kwaliteit niet gewenst. De VNG vindt het niet passend dat de normen die aan attractie- en speeltoestellen en kinderbedden- en boxen worden gesteld voor kindercentra, ook gelden voor gastouderopvang. De VNG heeft geen opmerkingen ten aanzien van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Inwerkingtreding per 1 januari 2025 acht de VNG haalbaar.

Om risico’s voor de veiligheid van de gastouderopvang te beperken, adviseert de VNG dat de ministeries van SZW en VWS actief richting de gastouderopvang communiceren over veilig gebruik van speeltoestellen. Tevens adviseren zij om na te gaan op welke wijze branchepartijen in afstemming met Veiligheid.nl hieraan kunnen bijdragen met concrete veldnormen en professionele standaarden. VNG geeft aan dat hiermee wordt voorkomen dat de veiligheid van de kinderen in gevaar komt door bijvoorbeeld zelfgemaakte speeltoestellen en kinderbedden. De regering neemt deze aanbevelingen over en gaat hierover in gesprek met de branchepartijen. Verder verzoekt de VNG om verduidelijking welke regels blijven bestaan voor gastouders. De regering verwijst hiervoor naar paragraaf 2.5 en paragraaf 3.3. Deze duidelijkheid zal ook onderdeel zijn van de communicatie naar gastouders en gastouderbureaus.

Volgens de VNG veronderstelt de toelichting dat een gemeente kan handhaven indien een gastouderbureau niet de juiste maatregelen neemt om de veiligheid te waarborgen. De VNG merkt op dat handhaving bij een gastouderbureau op grond van de Wko enkel mogelijk is als het gastouderbureau is gevestigd binnen de gemeentegrens. De regering bevestigt dat de toelichting geen andere suggestie heeft willen wekken. Wel hebben GGD’en en gemeenten (zoals recent toegelicht4) een uitgebreid netwerk om signalen te delen. Er zijn bijvoorbeeld vaste overlegstructuren om (ook bij bijzondere casuïstiek) de benodigde informatie-uitwisseling te faciliteren. Denk hierbij aan periodieke bovenregionale overleggen tussen verschillende GGD’en in aangrenzende regio’s en tussen iedere GGD en de daaraan verbonden gemeenten. Ook hebben VNG en GGD GHOR nieuwe acties ondernomen om de bovenregionale uitwisseling van informatie verder te versterken. Uw Kamer is hierover op 2 juli 2021 geïnformeerd met de Verzamelbrief kinderopvang.5 In 2022 hebben VNG en GGD GHOR Nederland de bestaande «Denklijn signalen voor onderzoek en informatie-uitwisseling in toezicht en handhaving» doorontwikkeld. De denklijn biedt gemeenten en GGD’en handvatten om beschikbare informatie over bestaande houders en/of ondernemingen optimaal te benutten wanneer deze zich in een andere gemeente of regio willen vestigen.

Tot slot merkt de VNG op dat zij voorafgaand aan dit wijzigingsbesluit een andere aanpassing heeft voorgesteld in de regelgeving voor speeltoestellen in de gastouderopvang, namelijk een aangepast kader van kwaliteitseisen vanuit de Warenwet waarbij het toezicht bij de NVWA blijft. Zoals beschreven in de nota van toelichting is de regering van oordeel dat de veiligheid van speeltoestellen in de gastouderopvang voldoende is gewaarborgd met de bestaande veiligheidswaarborgen op grond van de Wko. Om deze reden en vanwege het lastige onderscheid in de praktijk tussen publiek en privaat gebruik van speeltoestellen bij gastouderopvang, hebben de toenmalige Minister voor Medische Zorg en de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten tot aanpassing van het WAS 2023, waarmee de speeltoestellen in de gastouderopvang zullen worden uitgezonderd.

6.4 GGD GHOR Nederland

GGD GHOR heeft het niet nodig geacht om een uitvoeringstoets uit te voeren. GGD GHOR heeft in de bijlage wel een reactie van GGD Amsterdam meegestuurd. Deze reactie is niet ingestuurd bij de internetconsultatie. Deze reactie komt grotendeels overeen met de reactie van VNG op de uitvoeringstoets van VNG. Deze punten zijn dan ook hierboven behandeld.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Met artikel I wordt geregeld dat het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023 niet van toepassing is op speeltoestellen die geplaatst zijn bij en gebruikt worden voor gastouderopvang, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang. Dit betekent dat speeltoestellen op het woonadres waar de gastouderopvang plaatsvindt niet hoeven te voldoen aan de vereisten van het WAS 2023.

Artikel II

Met dit artikel wordt het begrip «kinderopvang» gewijzigd in «kindercentrum» in de artikelen 1, onderdeel d, 2, derde lid, en 3, tweede lid, van het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen. Voor het begrip «kindercentrum» wordt aangesloten bij de definitie in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang. Door deze wijziging wordt de gastouderopvang uitgezonderd van de nadere eisen aan kinderbedden en -boxen.

Artikel III

Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze nota van toelichting wordt ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,V.P.G. Karremans

1

Rechtbank Rotterdam 12 mei 2023, Externe link:ECLI:NL:RBROT:2023:4035.

2

Jaarlijks ieder gastouderbureau en minimaal 50 procent van de gastouders (artikel 1.62 tweede en derde lid Wko).

3

Kamerstukken II, 29 800 XVI, nr. 134.

4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, Aanhangsel nr. 1737.

5

Kamerstukken 2020/2021, 31 322, nr. 434.

Contact

Jolanda Bergman
Vossenholen 7
5294 NH Gemonde
073-5517349 / 06-10109720
info@kids-at-home.net
Volg ons op Facebook!

hoofden groot oranje

Openingstijden

De gastouders bepalen zelf hun openingstijden. Veel gastouders zijn ook flexibel beschikbaar. Dit is de zien aan het label "Flexibele gastouder".

GGD Inspectie

Wij worden getoetst door de GGD. Bekijk het verslag hier.

Beer Kiki

Beer Kiki staat voor Kansen in Kinderen. Een uniek ontwikkeling stimuleringsprogramma speciaal ontwikkelt voor de gastouderopvang. Veel van onze gastouders werken met Beer Kiki, je kunt dit zien aan de stempel "Beer Kiki Gastouder"